Zes, misschien zeven schoten knallen door de tunnel. Bij de eerste knal denk ik nog even aan een klapband, maar bij de tweede weet ik het zeker: er wordt geschoten. Ik ben amper een uur in Caracas, de hoofdstad van Venezuela, een van de gewelddadigste plekken op aarde. Als het aan mij lag ging ik linea recta terug naar huis.
Ik zit in een taxi en we staan stil in een tunnel. File. Er is al een minuut of twintig geen beweging in te krijgen. Alleen motoren flitsen toeterend voorbij. Een antieke vrachtwagen verspert mijn blik. Door de geblindeerde ramen zie ik nauwelijks iets om mij heen. Snel achter elkaar klinken nog een paar schoten, in totaal misschien zes, zeven knallen.
Wat gebeurt er achter die walmende gele truck, wat is er aan de hand? Ik maak me zorgen om mijn collega, die de taxi met me deelt. Een minuut of drie geleden is hij uitgestapt, om even te kijken waarom iedereen stil staat. Waar is hij?
De chauffeur kijkt ernstig, maar lijkt niet echt onder de indruk. Ook ik ben niet eens heel erg geschrokken, daarvoor ben ik waarschijnlijk te moe. Ik heb honger en wil weg hier, maar we kunnen geen kant op.
‘Stelde niet veel voor’
Mijn reisgenoot komt terug, gelukkig. “Ik stond er vlak bij”, zegt hij. Twee mannen op een motor begonnen te schieten, onduidelijk is waarom, of waarop. “Waarschijnlijk wilden ze dat iedereen aan de kant zou gaan”, denkt de chauffeur. “Het was maar een paar meter van mij vandaan”, zegt de reisgenoot. Niemand raakte gewond, het stelde niet veel voor. Maar de sfeer is onaangenaam, er hangt dreiging in de lucht.
We staan stil, minutenlang. Onze chauffeur heeft van een lotgenoot gehoord dat er aan de andere kant van de tunnel een dode man zou liggen. “Daarom staan we in de file”, zegt hij. Het slachtoffer lag daar al voordat die jongens op de motor begonnen te schieten. Als het klopt waren er dus twee schietpartijen rond deze tunnel in pak-em-beet een uur tijd…
Sloppenwijken
Even komt er beweging in de file. “Laten we een andere route nemen”, suggereert de chauffeur. We stemmen in, ook al betekent dat een reis van zeker twee uur, misschien wel meer. En meer geld natuurlijk. Kort na de tunnel kunnen we draaien, terug richting vliegveld en dan de heuvels in. La carretera vieja, de oude slingerweg door de sloppenwijken. Het begint al te schemeren en de wijken waar we doorheen moeten hebben een slechte naam. “Stop je spullen ergens anders, uit het zicht”, waarschuwt de chauffeur.
We draaien een stuk verlaten weg op. Er is niemand op de weg, tenminste: ik zie niemand. “Waarom neemt niemand deze alternatieve route?” De chauffeur haalt zijn schouders op. “Maar weinig mensen kennen deze weg. Bovendien is het gevaarlijk.” Lekker dan.
‘Schijn bedriegt’
Het wordt donker en we rijden langs golfplaten huisjes. Hier en daar klinkt muziek, mensen staan gezellig te kletsen op straat. In de heuvels om ons heen branden honderden lampjes, een prachtig gezicht. “Schijn bedriegt”, zegt de chauffeur. “Daar waar die lichtjes branden, dat is Colombia. Een sloppenwijk waar veel Colombianen wonen. Die lui zijn allemaal drugshandelaar of prostituee, het is er echt link.” Geen idee of de vooroordelen van de chauffeur een kern van waarheid bevatten.
Dan begint de stad. We rijden door de wijk waar ik tijdens mijn laatste bezoek aan Caracas, in 2009, heb gefilmd, 23 de Enero, een bolwerk van chavistas, aanhangers van de overleden Hugo Chávez. Deze keer bezoek ik Venezuela vanwege de eerste verkiezingen zonder El Comandante. Zondag kiezen de Venezolanen een opvolger van Chávez. “Maduro Maduro Maduro”, roept een meisje, de naam van de favoriet uit het Chávez-kamp. Verderop knalt verkiezingsmuziek uit geïmproviseerde luidsprekers.
Ruzie
We komen bij een plein. Langs de kant van de weg staat een groep mensen om een man heen. Hij ligt levenloos op straat. “Ongeluk”, zeg ik. “Kogel”, denkt de chauffeur. We flitsen er te snel langs om te kunnen inschatten wat er is gebeurd.
Ondertussen belt mijn huisgenoot met een bevriende journalist. De dode man bij de tunnel, die van de file? “Het zou gaan om een ruzie tussen een aanhanger van de oppositie en een chavista, een aanhanger van de regering. Die laatste zou hebben geschoten”. We weten niet of het klopt, maar het zou kunnen. En dat is eng.
Vier uur nadat ik ben aangekomen op de luchthaven van Venezuela, komen we aan bij mijn slaapplaats in de rijke wijk van de stad. Ik ben nog niet eens echt de stad in geweest, en toch voel ik de spanning. Ik tik dit blog nog even snel voor ik mijn bed induik, uitgeput en ongerust. Caracas voelt als een kruitvat kort voor ontploffing. Ik hoop dat ik mij vergis.